Leren feedervissen op witvis

Veel mensen zullen bij witvissen al gauw denken aan een vaste hengel en een dobber. Maar ook zonder dobber kun je prima witvis vangen. In sommige situaties is dit zelfs beter! Zodra we gebruik maken van een feederhengel of winkle picker, dan gebruiken we geen dobber. Dat is dan ook niet nodig, de reden hiervoor is dat feeders en winkle pickers een speciaal, superdun topje hebben. Dit dunne en gevoelige topje buigt erg gemakkelijk, heeft vaak een felle kleur, zodat je hem goed kunt zien.

Deze werphengels zijn speciaal ontwikkeld voor het witvissen met een voerkorf. Een voerkorf is een kooitje waar je voer in kunt doen. Deze voerkorven zijn beschikbaar in verschillende formaten en modellen, meestal gemaakt van metaal of kunststof. De metalen korfjes, zijn gemaakt uit gaas en verzwaard met een loodgewichtje. Dit korfje is vaak open aan de onder- en bovenkant, en kan worden gevuld met lokvoer.

Feedervissen aan de waterkant
Feedervissen aan de waterkant.

Over feederhengels en winkle pickers

Aan de waterkant hoor je vaak de namen feederhengel en winkle picker door elkaar heen. Beide hengels werken hetzelfde, maar wat zijn die verschillen nou precies?

Een winkle picker is korter dan een feederhengel, daarnaast worden winkle pickers vaak gebruikt voor het vissen op korte afstanden, met lichtere voerkorven. Toch is er geen duidelijke scheidingslijn aan te geven tussen wat nu een winkle picker is en wat een feederhengel is. Als een hengel maximaal 3 meter is en een werpgewicht heeft tot ongeveer 40 gram dan noemen we het een winkle picker.

Is de hengel langer en ligt het werpgewicht hoger? Dan noemen we het een feederhengel.

Zowel een winkle picker als een feederhengel heeft een insteekbare top met een opvallende kleur. Bij de aanschaf van een hengel krijg je toppen in twee of drie verschillende gewichtsklassen. De zwaarte wordt uitgedrukt in ‘oz’, oftewel Ounce(28gr). De lichtste toppen beginnen bij 0.25oz, de zwaarste kunnen wel 6 of 8 oz zijn. In Nederland wordt 1 t/m 3 oz het meest gebruikt. Aan de waterkant kan het soepelste topje het beste worden gebruikt, omdat dit topje het gemakkelijkste buigt. Hierdoor zal de vis het minste weerstand voelen wanneer hij het aas pakt. Uiteraard moet je topje nog wel zwaar genoeg zijn om de voerkorf ver genoeg te werpen.

Het maakt niet uit of je nou kiest voor een lichte en compacte winkle picker van 2 meter of voor een zware feeder van 4.5 meter met 160 gram werpgewicht, de montage zal in grote lijnen hetzelfde blijven. Met een feederhengel vis je dus met een voerkorfje. Dit voerkorfje moet op zo’n manier op de lijn worden gezet dat een vis bij het oppakken van het aas geen weerstand voelt van het korfje. Zodra er aan het haakje getrokken wordt moet het voerkorfje dus een stukje over de lijn kunnen schuiven.

Feederhengel aan de waterkant.
Feederhengel aan de waterkant.

De simpele montage

Om te beginnen met feedervissen is het makkelijk om gebruik te maken van hoekafhouders en stoppers. Een hoekafhouder is een buisje gemaakt van hard kunststof in de vorm van een “L”, in het midden zit een speldwartel.

Een stoppertje, wordt ook wel een stuitje genoemd. Stoppers zitten op een gelust ijzerdraadje. Des te kleiner het stoppertje, des te beter het stoppertje op de lijn te klemmen is. Let op: Het stuitje mag bij het monteren niet scheuren! Je monteert een stoppertje door eenvoudig de lijn enkele centimeters door het lusje van het ijzerdraad steken. Schuif daarna het stoppertje op de lijn en dus van het ijzerdraadje af. Schuif het stoppertje helemaal door totdat hij alleen nog maar op je lijn zit. Hierdoor heb je een goede “stop” gemaakt op je lijn die voorkomt dat de vis lijn kan blijven nemen.

Sommige aanbeten zijn zo snel dat je ze bijna altijd mist omdat je niet op tijd aanslaat. Om die vissen toch te kunnen vangen, gebruiken we het eerste stoppertje.

Als je met korven vist die een grote wartel aan de bovenzijde hebben, dan zou je eerst een kraal op de lijn kunnen schuiven. Hierdoor komt het rubberen kraaltje eerst tegen het stoppertje en dit zal ervoor zorgen dat de korf niet over het stoppertje heen kan schieten.

Volle korf aan de montage
Volle korf aan de montage

Verbinding hoofdlijn en onderlijn

Hieronder leggen we uit hoe je een stevige verbinding maakt tussen je hoofdlijn en onderlijn. Als eerste steek je de hoofdlijn in de korte zijde van de hoekafhouder, dit doe je totdat hij er aan de andere kant van het buisje weer uit komt. Als de lijn erdoor heen is, dan knopen we daar een kleine wartel of speldwartel aan. Aan deze wartel zullen we de onderlijn bevestigen.

Dit warteltje heeft nog meer voordelen, zo zorgt hij er bijvoorbeeld ook voor dat de hoekafhouder niet zomaar op je onderlijn kan schuiven. Een ander voordeel is dat een wartel gemakkelijk draait. Vooral als je op grote afstanden vist is dit een voordeel, de reden hiervoor is dat je aas tijdens het binnen halen rond kan gaan draaien. Als je geen wartel gebruikt dan zou je hele lijn draaien, een gedraaide lijn verzwakt de lijn en vergroot de kans op knopen.

Aan de wartel kunnen we nu de onderlijn bevestigen. Dit is heel gemakkelijk, zeker als je met kant-en-klare onderlijnen werkt. Zulke onderlijnen hebben namelijk altijd een lusje aan één kant. Dit zorgt ervoor dat je eenvoudig een lus-in-lus verbinding kunt maken.
Steek de lus van de onderlijn door het oogje van de wartel en steek daarna de haak door deze lus. Trek dit goed aan en je hebt een stevige verbinding tussen je hoofdlijn en onderlijn.


De onderlijn

Voor de onderlijn kiezen we altijd een dunnere lijn dan de hoofdlijn. Meestal kiezen we voor een lengte tussen de 45 en 75 centimeter. Op stilstaand water is het over het algemeen handiger om een korte onderlijn (45cm) te gebruiken, op stromend water is een langere onderlijn (75 – 100 cm) meer op z’n plaats zodat het aas natuurlijker beweegt en meer aandacht zal trekken onder water.

De haakgrootte wordt voornamelijk bepaald door het aas en de hoeveelheid aas die wil gebruiken. Wanneer je met één of twee maden vist, dan zit je met haakmaat 14 of 16 over het algemeen goed.

Vullen van de voerkorf

Nu we de hengel hebben opgetuigd en het aas aan de onderlijn zit, is het tijd om de voerkorf te vullen. De meeste soorten lokvoer kunnen in principe gewoon in een voerkorfje, toch zijn er een aantal soorten beter geschikt dan de anderen. Zo is het dat belangrijk dat het voer voldoende bindend is. Als het niet genoeg bindend is dan heb je de kans dat het uit de voerkorf vliegt voordat het korfje überhaupt in het water belandt. Hierbij speelt de vochtigheid van het lokvoer ook een grote rol. Zorg dat het voer niet te nat is. Begin dus met je lokvoer vrij droog, zodat het niet te plakkerig wordt. Als je het voer dan verliest tijdens de worp kun je altijd nog de keuze maken om het wat vocht toe te voegen.

Het is belangrijk om het lokvoer een beetje aan te drukken in het korfje, zodat het goed in het korfje blijft zitten tijdens het inwerpen. Kijk wel uit dat je het voer niet té hard aandrukt, omdat het dan ook na de inworp in de korf kan blijven kleven. Lokvoer met de juiste hoeveelheid vocht plakt stevig genoeg on te blijven zitten tijdens de worp, maar moet eenmaal in het water snel de voerkorf verlaten.

Het lokvoer zal ervoor zorgen dat het zich snel onder water verspreid in kleine deeltjes. Deze kleine deeltjes zijn licht en verspreiden zich gemakkelijk door de verschillende waterlagen. Dit zorgt ervoor dat we veel vis van grotere afstanden aantrekken, zonder dat we ze overvoeren.


Ingooien

Als je de voerkorf hebt gevuld, dan ben je klaar om in te gooien. Het is belangrijk dat je voerkorf telkens op dezelfde plek belandt. Alleen op die manier kun je je voerplek opbouwen. Door gebruik te maken van de lijnclip die op de molenspoel zit, kun je er voor zorgen dat je korf constant op dezelfde plek belandt.

Verschillende manieren om de korf te bevestigen
De Feedermolen

Voordat je gaat inwerpen is het belangrijk om over je hengel heen te kijken, zoek in de verte een herkenningspunt en onthoudt deze. Dit kan van alles zijn! Een boom, een gebouw in de verte, dat maakt niet uit, zolang je maar onthoudt in welke richting je moet werpen. Als je eenmaal de juiste richting weet, dan hoef je alleen nog maar de afstand te bepalen om exact op dezelfde plek uit te komen. Het zoeken van de juiste plek doe je vaak met een lege voerkorf!

Als we de afstand bepaald hebben, dus eigenlijk de plek van de voerkorf in het water bepaald is kunnen we beginnen. Wanneer je voerkorf op z’n plek ligt waar je je voerplek wilt opstarten, wijs dan met je hengel recht naar boven en zet de lijn vast achter de lijnclip. Zo weet je dat je de juiste afstand hebt gemeten. Sluit nu de beugel en begin met draaien. Bij de tweede worp moet je ervoor zorgen dat je hengel dezelfde richting op beweegt als bij de eerste worp.

Focus je op het herkenningspunt en werp ietsjes harder als je vorige worp richting het herkenningspunt. Tijdens de worp wijs je de punt van de hengel recht omhoog en wees voorbereid op de lijnclip. Wanneer je voelt dat de lijn op spanning komt, beweeg dan de hengel mee naar voren.
Dit zal ervoor zorgen dat de klap van de voerkorf wordt gedempt door je hengel. Als de korf eenmaal het water heeft geraakt, beweeg je de hengel weer rustig naar achteren. Als je voelt dat de korf de bodem geraakt heeft, draai je de lijn rustig op spanning. Als je je lijn onder spanning draait, is het belangrijk dat je dit met beleid doet, je wilt natuurlijk niet dat je voerkorf alsnog verplaatst wordt. Zodra je lijn niet meer slap hangt, leg je de hengel op de steunen.

Feedersteunen

Bij het feedervissen gebruiken we vaak een brede gladde steun. Onder ideale omstandigheden leggen we de hengel zo op de steunen neer dat de hengel en de lijn een scherpe hoek vormen. Dit zal ervoor zorgen dat je zelfs de kleinste aanbeet al ziet. Hierbij is het van groot belang dat de lijn wel iets op spanning staat.

Feedersteun
Feedersteun aan de waterkant.

Als het topje al behoorlijk gekromd is en de vis voorzichtig is, zullen ze al snel weerstand voelen. Vaak zal de aanbeet dan niet doorzetten. De lijn moet dus absoluut niet slap vallen, maar ook niet te strak worden gedraaid. Hiervoor kun je een brede steun gebruiken, je kunt hiermee de hengel gemakkelijk verschuiven, zodat je precies lijnspanning krijgt die je graag wilt hebben.

Tip: Heb je een tijdje geen beet meer gehad? Draai dan een meter binnen en wacht weer een tijdje. Dit kan het verschil maken en vaak duurt het niet lang voordat je weer beet krijgt.