Leren witvissen met een vaste stok voor Beginners

De beste manier om een goede visser te worden, is door jong te beginnen met een vaste hengel. Een vaste hengel is een hengel zonder werpmolen, een simpele “stok” met daaraan een tuigje. Een tuigje is de naam van je lijntje met daaraan een dobber, wat loodjes en een haak. Voor een paar euro heb je al een leuke startset en ben je helemaal klaar om te beginnen met vissen!

Waar moet je opletten als je wil gaan vissen?

Als eerste zoek je natuurlijk de beste stek die je kunt vinden. Je kunt dan het beste een plekje zoeken waar waterplanten groeien, zoals lelievelden of rietkragen. Ook bij brugpijlers, steigers of houten palen in het water kun je vaak goed vissen. Dit zijn plekken waar vissen gewend zijn voedsel te vinden en waar ze een schuilplekje hebben om zich te verstoppen voor grote roofvissen. Het makkelijkste is om te beginnen op stilstaand of langzaam stromend water. Daar blijft je dobber op zijn plek liggen en kun je ook een mooi voerplekje maken. Probeer zo zachtjes mogelijk te doen. Niet stampen en niet schreeuwen, want dan vertrekt de vis! Gooi het voer niet verder dan dat je hengel lang is. Het voer wat buiten je hengel lengte ligt, is niet of moeilijker te bevissen.

Vaste_stok_met_tuigje_in_het_water
Vissen met de vaste stok.

Welke hengel is het beste om mee te beginnen?

Om te beginnen raden wij je een telescoophengel van 3, 4 of 5 meter aan. Zulke hengels zijn lekker licht en makkelijk om mee te vissen. Welke lengte kun je het beste nemen? Dat ligt er een beetje aan hoe groot en sterk je al bent en waar je wilt gaan vissen. Maar om te beginnen is een hengel van 4 meter vaak lang genoeg. Met alleen een hengel kun je natuurlijk nog niet veel, er moet nog een lijn met een dobber en een haak aan. De lijn, dobber, loodjes en haak samen noemen we een tuigje. Dit tuigje kan je kant en klaar kopen. Er zijn heel veel verschillende tuigjes te koop, let bij aankoop vooral op het formaat dobber (0.5-1-1.5 gr.) en de haakmaat (14-16-18). De kant en klare tuigen van JVS hebben bijvoorbeeld de juiste verhouding van dobber, haak en lijn.

Je eigen tuigje maken

Echter is het goedkoper en leerzamer om je tuigjes zelf te maken. Je zult zien dat het reuze meevalt! Wat heb je nodig? Als eerste een lijn natuurlijk. Vislijnen zijn er in heel veel soorten en diktes. Deze dikte wordt uitdrukt in millimeters. Staat er op een klosje 0.14mm, dan noemen we dit 14 honderdste. Hiermee wordt bedoelt dat het lijntje 0.14mm dik is. Voor een vaste hengel is het prima om te beginnen met een lijn die ongeveer zo dik is. Als je een lijn hebt van 0.14mm of ietsjes dunner zoals 0.12mm, is dat sterk genoeg om flinke vissen mee te vangen. Neem je lijn niet te dik want dan zien vissen je lijn en dan zijn ze moeilijker te vangen!

Als je hebt besloten welke lijn je neemt dan kun je het beste beginnen met een toprubbertje. Een toprubbertje is een klein rond rubbertje, waarmee je je lijn aan de je hengel kunt vastmaken. Je steekt je lijn door dit lusje en knoopt hem dan vast. Daarna schuif je het rubbertje over je hengeltop. Nu zit je lijn goed vast aan je hengel. Knoop de lijn niet aan het rubber vast, het rubber zal anders in kunnen snijden waardoor je het tuigje verliest.

Nu rol je het klosje nylon helemaal af totdat de lijn ongeveer 40/50cm korter is dan de hengel. Wanneer je de lijn hebt afgerold knip je hem af en pak je je dobber. Dobbers hebben vaak een oogje aan de zijkant en een siliconen slangetje aan de onderkant. Nu pak je je lijn en je steekt deze door het oog van de dobber. Het siliconen slangetje aan de onderkant van de dobber haal je er eventjes af en dan steek je de lijn door dit siliconen slangetje. Als de dobber eenmaal op je lijn zit kun je het slangetje weer over je dobber schuiven. Op deze manier zet je je dobber goed vast en kun je hem altijd nog verstellen!

De dobbers voor een tuigje
De dobbers voor een tuigje.

Er zijn heel veel soorten dobbers maar voor rustig water kun je het beste beginnen met een slank dobbertje. Omdat de dobber slank is verdwijnt hij gemakkelijk onder water, zonder dat de vis hard hoeft te trekken. Je wil natuurlijk dat de vis je dobber niet opmerkt! Wanneer je op stromend water gaat vissen kun je beter een dobber met een rond lichaampje gebruiken. Door deze vorm ligt de dobber veel rustiger in het water.

Tuigjes met onderlijntjes

Nu ben je al een mooi eind op weg. Je lijn zit al aan je hengel en je dobber ook. Nu moet er nog een onderlijn aan. Een onderlijn is een korte lijn met aan de ene kant een lusje en aan de andere kant een haak. Om de onderlijn vast te maken aan je hoofdlijn moet je even een lusje aan je hoofdlijn knopen. Probeer de lus zo klein mogelijk te houden zo valt hij het minste op. Nu je hoofdlijn eindigt in een lus is het heel makkelijk om de onderlijn vast te maken. De knopen zie je hieronder:

Waarom knoop je de haak niet direct aan de hoofdlijn vraag je je mischien af. De onderlijn neem je altijd iets dunner dan de hoofdlijn. Vis je dus met een hoofdlijn van 0.14mm dan kun je de onderlijn het beste iets dunner nemen, bijvoorbeeld 0,10/0.12mm. Als je nu een keer vast zit in waterplanten, een boom of je haakt een hele grote vis, dan breekt je lijn op het zwakste punt en dat is je onderlijn. Als je lijn daar breekt ben je niet een dure dobber en je hoofdlijn niet kwijt. Je kan dan snel een nieuwe onderlijn aan je hengel maken en weer door gaan met vissen.

Nu heb je alleen nog een paar loodjes nodig. Loodjes zorgen ervoor dat je dobber mooi rechtop blijft staan en dat de vis niet je hele dobber hoeft onder te trekken maar slechts een klein stukje. Lood je dobber altijd zo uit dat je antenne nog maar een klein stukje boven water steekt (zie foto). Wanneer je dit niet doet voelt de vis weerstand en laat hij gauw weer los! Met een assortimentsdoosje loodjes heb je de juiste formaten bij elkaar om je dobber goed uit te loden.

Wanneer je gaat uitloden pak dan niet één groot loodje, maar een paar kleintjes. Begin bovenaan met het grootste loodje en knijp daaronder steeds kleinere loodjes. Op die manier is de kans dat je je tuigje in de knoop raakt het kleinste. Knijp het laatste loodje iets boven de lus en dus niet op de onderlijn. Mocht je de onderlijn moeten vervangen, dan hoef je er niet eerst weer een loodje op te knijpen.

Loodjes_voor_tuigjes
Verschillende gram aan loodjes.

Voordat je begint met vissen wil je natuurlijk eerst zeker weten dat je op de juiste diepte vist. Deze diepte is makkelijk en snel te peilen met een peilloodje. Een peilloodje is een loodje die je gemakkelijk op je haak kunt vastmaken en er ook weer snel af te halen is. Het loodje moet zwaar genoeg zijn om je dobber onder te trekken. Met het tuigje vast aan de hengel kunnen we nu de dobber gaan “uitpeilen”. Wanneer je de dobber met het loodje aan de haak in het water legt, trekt het loodje waarschijnlijk de dobber onder water. Schuif hem daarna telkens een stukje omhoog totdat je ziet dat de antenne van je dobber nog net onder water is. Nu vis je precies boven de bodem, de plek waar je de meeste vissen kunt verwachten.

Om je tuigje makkelijk op te kunnen bergen worden tuigenplankjes gebruikt. Hier kun je gemakkelijk je lijn met haak, dobber en onderlijn opbergen. Gebruik een tuigen elastiekje om het tuigje los van de hengel op te bergen, daarmee beschadig je de lijn niet en berg je het tuigje snel op.

Nu je dobber op de goede hoogte staat, kan het vissen beginnen

Als eerste moet er natuurlijk een beetje aas aan je haakje. Hiervoor kun je een vlokje brood nemen, maar beter gaat het nog met maden. Het voordeel van maden is dat ze goed op je haakje blijven zitten en dat ze blijven bewegen onder water.

Als je de made goed bekijkt zie je aan één kant 2 kleine zwarte puntjes. Aan die zijde steekt ook een klein velletje uit. Het haakje prik je door dit velletje. Op die manier blijft de made goed in leven en dus goed bewegen.

De hengel inleggen

Nu leg je voorzichtig je dobber in. Je zwiept je hengel naar voren en de dobber zal in het water belanden. De dobber zal rechtop gaan staan wanneer je made vlak boven de bodem is belandt. Om de vissen te lokken, kun je nu een beetje lokvoer gebruiken.
Lokvoer koop je vaak droog in een zakje. Maar droog gooi je er natuurlijk niet ver mee. Daarom moet je er een beetje water aan toevoegen zodat je balletjes kunt maken. Het is belangrijk dat je het lokvoer goed mengt met het water. Als je het voer goed gemixt hebt, dan zitten er geen klonten meer in je voer. Een goed lokvoertje valt helemaal uit elkaar in het water. Het worden allemaal piepkleine deeltjes voer die door het water gaan zweven. Op die manier ruikt en proeft de vis je voer wel, maar vindt hij nergens één grote hap voer waarmee hij in één keer zijn maag kan vullen. Hij blijft dus hongerig rondzwemmen op zoek naar het eten dat hij ruikt. De kans dat hij je aasje vindt wordt zo veel groter. Nu je voertje klaar is, kneed je hier één of twee balletjes van en gooit deze dicht bij je dobber. Nu ben je er klaar voor. Houdt je dobber goed in de gaten, hij kan elk moment ondergaan.

Misschien zal je dobber eerst een beetje gaan trillen of een klein beetje op en neer gaan. Wacht dan nog geduldig totdat de dobber helemaal onder water verdwijnt en haal dan je hengel op. Je hoeft niet hard aan te slaan, een voorzichtig tikje is genoeg om de vis te haken.

De vis onthaken in 3 stappen.
De vis onthaken in 3 stappen.